Welkom

Mijn naam is Ellen Emonds en ik ben leerkracht van groep 8. Op mijn blog publiceer ik de columns die ik schrijf over mijn werkzaamheden in het onderwijs.



maandag 13 februari 2012

De relatie-bankrekening

Vandaag heeft mijn stagiair Too een tussengesprek met zijn stagebegeleider. Om half negen blijkt dat het fijn zou zijn als ik ook aansluit. Ik heb echter geen begeleiding voor mijn groep geregeld. Na de weekopening gaan de kinderen in de kring zitten en vertel ik het volgende: 'Too heeft een belangrijk gesprek met zijn begeleider van de Pabo. Nu is het voor Too en mij heel fijn als ik daarbij kan zijn. Wat vinden jullie ervan als we het half uurtje lezen van vanmiddag verzetten naar nu?' 'Geen probleem, als dat jullie helpt.'

De kinderen pakken hun boek en beginnen met lezen. Wij gaan op de gang zitten en ik laat voor de zekerheid de deur open. Nog nooit was het zo stil in de klas, de kinderen zeggen niets tegen elkaar, fluisteren en lachen niet, lezen enkel. Twee jongens komen na een klusje wat later binnen en worden door twee klasgenoten betrokken bij de situatie. Ook zij gaan direct op hun plek zitten en beginnen in hun boek.

De stagebegeleider geeft me een compliment over de zelfstandigheid van onze groep. Ik knik en vertel trots dat ze dat heel goed kunnen. Maar twee minuten later bedenk ik me. 'Dit is geen zelfstandigheid, dit is partnerschap. De kinderen lezen elke dag een half uur, maar zelden is het zo rustig als nu. Dit doen ze voor Too en voor mij. Hier hangt duidelijk het gewicht van onze relatie boven. Ze worden betrokken bij een probleem, ze zijn partner en ze weten dat wij onvoorwaardelijk voor hen klaarstaan. Daarom kan dit nu.'

Too en ik hebben van de kinderen even wat op mogen nemen van onze relatie-bankrekening. Storten doen we veel vaker, door echt aanwezig te zijn, te luisteren, te helpen, te stimuleren, te vertrouwen. Als je krediet opbouwt, laten de kinderen je er dus ook wat van afhalen als de situatie daar om vraagt.

Cito Eindtoets

Dinsdagochtend, de eerste dag van de Cito Eindtoets. De kinderen zijn bezig met het onderdeel Taal. Ze moeten teksten lezen die zogenaamd geschreven zijn door kinderen uit groep 8 en ‘die nog niet op fouten zijn gecontroleerd’. Bij een opgave moeten kinderen uit vier zinnen één zin kiezen die ook best weggelaten kan worden uit de tekst. Mirte steekt haar hand op en zegt me dat ze er niet uitkomt. "In principe kunnen ze allemaal blijven staan. Want als je deze zin leest, dan krijg je wel wat meer inzicht in wat de schrijver bezighoudt en als je deze zin leest, dan begrijp je beter hoe het komt dat hij überhaupt in dit onderwerp geïnteresseerd is, en…"
Ze kan bij alle vier de zinnen uitleggen waarom de informatie enigszins relevant kan zijn en haar interpretaties zijn juist. Ik geef haar een tip: "Probeer je eens voor te stellen wat iemand die niet zo slim is als jij, niet hoeft te weten en zo toch het verhaaltje kan volgen. Welke zin zou er dan wel uit kunnen?" "Oh, dan is het zin B."

Ditzelfde meisje maakt zich erg druk over haar toetsscore. Ze woont volgend jaar in Amsterdam en wil heel graag naar het gymnasium. Daar hoort ze ook thuis, maar daar hoef je met een score onder de 545 niet aan te komen, want dat is de minimale, harde ondergrens. Als ik haar gerust probeer te stellen en zeg dat ze niet meer kan doen dan haar best, dan slaat dat nergens op. Haar droom hangt aan de uitslag van de citotoets en is dus wel degelijk van groot belang voor dit kind. Wat een druk en stress voor iemand die gisteren pas twaalf is geworden.

Sander uit mijn klas ken ik al vanaf toen hij een kleuter was. Nu nog steeds gaat hij buiten het liefst op zoek naar beestjes, kent hij namen van planten, weet hoe de natuur in elkaar zit. Hij is in zijn fascinatie voor de natuur niets veranderd sinds hij vier was.
Vandaag hebben we het onderdeel Natuuronderwijs. Bij een opgave staat een plaatje van een bloem en de tekst: Deze bloem heeft stuifmeel dat gemakkelijk vastplakt. Weet jij waarom? "Ik snap deze vraag niet", zegt hij. "Welk stukje van de vraag begrijp je wel?" vraag ik hem. "Nou, ik weet natuurlijk wel dat het stuifmeel plakt zodat het vast komt te zitten als er een bij op de bloem landt en dat die bij het zo meeneemt naar de volgende bloem. Maar in geen enkel antwoord staat iets over bijen die iets meenemen." Daar heeft hij gelijk in, want bij het juiste antwoord staat: Het stuifmeel kan zo beter vervoerd worden door insecten. Ik had niet verwacht dat deze jongen heel hoog zou scoren op de onderdelen begrijpend lezen en woordenschat, maar als iemand iets van de natuur weet is hij het wel, alleen dan wel graag met zijn neus in de buitenlucht of in ieder geval in zijn eigen taal. Uiteindelijk vroeg ik hem waar hij het woord 'vervoer' van kent.
"Van de bus."
"Waar wordt een bus voor gebruikt?"
"Om mensen op te halen en weg te brengen. Aha…"

Mees zit pas een jaar bij ons op school en is op zijn vorige school ernstig gepest. Ook door zijn juf. Het heeft ons een jaar gekost de muur die hij opgetrokken heeft beetje bij beetje af te breken en we zijn er nog steeds niet. Op dit moment gelooft Mees in zijn eigen kunnen via mij. Met mij in zijn buurt, in interactie met mij kan hij laten weten wat hij allemaal kan en snapt. Alleen, met een toets voor zijn neus, blokkeert hij. Hij kan het op zo'n moment echt niet. De uitslag van de toets zal niet passen bij het beeld dat ik van hem heb, wat zijn ouders van hem hebben, wat mijn collega's van hem hebben. Ik zal mijn best doen om hem op de plek te krijgen waar hij thuis hoort en ik ken mijn opdracht: hij moet zichzelf gaan vertrouwen door zichzelf, met zichzelf.

Creatief denken wordt bij de Cito Eindtoets niet beloond, het is eerder lastig. En je kunt de natuur tot in je tenen voelen, als je tekstbegrip niet groot genoeg is, dan lijkt het alsof je er niets van weet. Uiteindelijk is het aan de leerkracht om de leerling op de juiste vervolgschool te krijgen. Niet dankzij maar soms ondanks de Cito Eindtoets.