Welkom

Mijn naam is Ellen Emonds en ik ben leerkracht van groep 8. Op mijn blog publiceer ik de columns die ik schrijf over mijn werkzaamheden in het onderwijs.



vrijdag 14 september 2012

De kunst van het klein maken

Het is weer musicaltijd in groep 8. De kinderen hebben samen met mij gebrainstormd over wat voor musical we dit jaar willen. Het moet iets vrolijks zijn vinden we. We zijn immers een groep opgewekte en enthousiaste mensen en het schooljaar heeft heel veel mooie, blije en gezellige momenten gekend. We kiezen voor The Wiz en al snel fantaseren de kinderen over de rollen die gespeeld gaan worden.

Nadia droomt hardop over haar favoriete rol: ze wil dolgraag Doortje spelen, de hoofdrol. Dat geldt voor nog zes andere meiden en het is aan mij om de rollen te verdelen. Ik kies voor Nadia. Ze heeft een prachtige zangstem, houdt van theater, laat zich volledig zien in de klas en durft vooral zichzelf te zijn. Ze praat graag en vaak, is energiek en aanwezig. De hoogste tijd om deze mooie menskenmerken aan de rest van de wereld te laten zien. Ik heb er alle vertrouwen in dat ze deze grote rol aan kan. Wanneer ik het haar vertel, is ze uitzinnig van vreugde en kan ze haar geluk niet op.

Tijdens het repeteren moet Nadia duidelijk een drempel over. Ze praat zachtjes, gebruikt haar lichaam nauwelijks en giechelt aan één stuk. Door met haar te oefenen en het voor te doen, gaat het steeds beter en krijgt ze de grote lappen tekst in haar hoofd. Het zingen echter blijkt een veel groter probleem: Nadia durft niet. Ze durft niet te zingen. Niet in de groep, niet alleen bij haar vriendinnen, niet alleen bij mij. Ik probeer van alles, vraag haar naar haar beleving en haar angsten. Ze is bang om uitgelachen te worden door kinderen uit groep 7. Ik probeer het klein te maken. Over welke kinderen heeft ze het? Hoeveel? Kunnen we even met ze praten, de angst delen? Mijn voorstel om in gesprek te gaan helpt een beetje, maar voluit zingen lukt nog steeds niet. Ik haal er een meisje uit de klas bij, om haar te ondersteunen bij haar solo. Ook dat heeft niet het gewenste effect. Ik moet iets vinden om haar te helpen, maar weet niet waar ik moet zoeken.

Op een middag loop ik door de school en de eerste ouders komen binnen om hun kinderen zometeen mee naar huis te nemen. En daar vind ik wat ik zoek. Ik zie een moeder staan waarvan ik weet dat ze prachtig kan zingen. Haar kinderen zitten in de onderbouw, dus we ontmoeten elkaar niet zo vaak. Deze moeder straalt rust uit, is bescheiden en lief, dat wist ik al. En ik snap ineens wat er nodig is om Nadia te laten zingen. Iemand die zich kleiner kan maken dan zij. Iemand die aanwezig kan zijn, zonder op te vallen. Ik ben op de zeer spannende momenten voor Nadia te groot. Ik kan mezelf niet klein genoeg maken zodat Nadia zich niet gehinderd voelt. Ik beweeg te veel, ik praat teveel, ik ben er teveel. Teveel voor haar op dat moment. Te groot.

Ik stap op de moeder af en vraag of ze ons wil helpen met het repeteren van de liedjes. Dat lijkt haar leuk en later die week komt ze. Met Nadia trekt ze zich terug in een leeg lokaal. Er is wat tijd voor nodig maar aan het eind van de repetitietijd roept ze me. Ik mag komen luisteren. Nadia staat wat onzeker voor me en de muziek wordt aangezet. Ze begint te zingen, eerst zacht, maar daarna steeds harder. Wat is ze ongelooflijk goed! Met kippenvel en tranen in m'n ogen sta ik te kijken naar haar. Ze schrikt soms van haar eigen uithalen, giechelt dat even weg en pakt direct de draad weer op. Ze kon het al allemaal zelf, maar niet alleen. Er moest iemand zijn die precies genoeg aanwezig kan zijn om te ondersteunen zonder te hinderen.

Het is een prachtig talent, de kunst van het klein maken.

Mag ik onder je vergrootglas uit?

Zometeen ontvang ik Sander en zijn ouders voor zijn rapportgesprek. Een jongen van twaalf jaar, iemand waar ik mijn best voor moet doen om hem te begrijpen, om aan te kunnen sluiten bij zijn belevingswereld en om te snappen waarom hij de dingen doet die hij doet. Het lukt Sander niet om het werk in de klas te doen op de manier waarop ik dat graag wil. Hij krijgt zijn taken niet af, doet op de computer andere dingen dan afgesproken, heeft telkens 'gedoe' als hij moet samenwerken. Ik praat met hem, wijs hem op zijn werk, doe aanpassingen, vraag hem hoe hij het wil, zeg hem hoe ik het wil. Ik ben veel bij hem, ook wanneer het goed gaat. Hij wordt blij van mijn complimentjes en oprechte vragen, maar soms mopper ik en dan wordt hij woedend. Hij gooit met de deur, vloekt, huilt. Het gaat de ene keer beter dan de andere keer, maar we worstelen regelmatig met onze verwachtingen van elkaar. Sander komt met zijn ouders binnen voor het gesprek. Ik vertel hoe het met hem gaat in de klas en stem met hem af of het klopt wat ik vertel. In grote lijnen is hij het met me eens, brengt hier en daar een verschil aan. Zijn ouders herkennen het verhaal. Ik sta stil bij het gegeven dat we in de klas allemaal te lijden hebben onder de spanning die ontstaat als Sander boos wordt of geïrriteerd raakt. Dat maakt hem aan het huilen. “Jullie zitten ook de hele dag op me te letten, alles wat ik doe is toch verkeerd en daarvoor krijg ik van jullie allemaal op mijn kop.” Zijn vader zegt: “Sander, ik begrijp dat Ellen zo op je let. Je eigen gedrag is daar echt een oorzaak van. Maar heb je misschien zelf het gevoel dat je onder een vergrootglas ligt?” “Ja,” antwoordt Sander. “Zo voelt het precies. Onder een vergrootglas waardoor alles wat ik doe wordt uitvergroot. En niet alleen bij Ellen, ook bij de rest van de klas. Als iedereen de hele dag op mij let, raak ik daar geïrriteerd door. Dan doe ik al meteen anders dan ik had willen doen. Ik ben dan niet mezelf.” We zijn er allemaal stil van. En dan zegt Sander zacht: “Mag ik onder je vergrootglas uit? Wil je iets minder op me letten en vragen of de kinderen dat ook willen doen? Ik denk dat ik het dan beter kan.” Vragend kijkt hij me aan. “Natuurlijk Sander,” antwoord ik. “Natuurlijk mag dat. Wil jij me daarbij blijven helpen?”